Afbeelding
Foto: c) creativecommonsstockphotos | Dreamstime.com

Niet te vermijden…

Laatst zag in mijn al geplaatste column een foutje staan. Er stond ‘lekker boterham’. Dat is niet fijn als je je brood (hoe toepasselijk) verdient met teksten schrijven.

Het stomme is dat verschillende mensen de column hebben gezien voordat hij in de Zevenaar Post kwam. Ik heb zelf alles ook nog grondig nagekeken, dacht ik. Toch sluipen er altijd nog foutjes in teksten. Hoe doen ze dat toch? Wat zijn hun trucs en hinderlagen? Sommige foutjes zijn insluipers. Deze foutjes blijven staan omdat ze in zogenaamde hulpwoorden staan. Dat zijn van die typische woorden waar je heel snel overheen leest. Je ziet ze eigenlijk niet echt, waardoor je ze mist als je niet heel precies leest. Hier heeft iemand met dyslexie juist een voordeel: als je leesblind bent, lees je namelijk veel zorgvuldiger dan een letterveelvraat zoals ik. Andere foutjes zijn nog veel stiekemer: ze vermommen zich als een ander woord. Lees je snel, dan valt zo’n insluiper niet op. Je leest namelijk een correct woord. Dat gebeurde mij waarschijnlijk bij die lekkere boterham. En natuurlijk zijn er ook altijd die vermaledijde werkwoorden waar van alles mee mis kan gaan (en ingewikkelde bijvoeglijke naamwoorden die bijna niemand meer gebruikt). Werkwoordfouten zie ik het meest in teksten: de Nederlandse taal maakt het mensen ook wel moeilijk.

Hoe voorkom je deze geniepige foutjes? Je vermijdt al veel door iemand anders je tekst te laten lezen. Twee zien meer dan één. Je kunt ook jezelf voor de gek houden en je tekst een dag of een dagdeel laten liggen. Later kijk je er weer fris tegenaan. Neem dan de tijd om heel precies letter voor letter je verhaal te lezen. En bedenk tot slot: het is altijd mensenwerk. Zelfs voor een lettergek zoals ik.

Manon Kummer